Mijn overgrootvader is geboren in Dour in de provincie Henegouwen op 21 december 1834, om 8 uur ’s avonds. Zijn vader, die toen onderluitenant bij de douane was, en twee getuigen uit Dour, Nicolas Vilain en François Harmegnies komen hem ’s anderendaags aangeven. We zien in de akte dat Henry op zijn Engels geschreven is.
Hij wordt die dag ook gedoopt door kapelaan J. Jauniau. Peter en naamgever is Jean Baptiste Cacheux en meter Ermance Pocher, beiden van de parochie St Victor in Dour. Ik vind in de rijksregisters het overlijden van ene Jean Baptiste Cacheux op 31 januari 1856 in Boussu. Hij was dan 48 en handelaar en echtgenoot van Sophie Benoite Hardy. Misschien gaat het hier om deze peter; hij is in elk geval in Dour geboren.
Onze Jean Baptiste reist als kind mee door heel België en komt via Bury, Uikhoven, Rekem en Lanaye in Lanaken. In 1854, in Reppel, is hij niet meer bij het gezin. Misschien in het leger?
De volgende vermelding over hem vinden we in het jaar 1862, wanneer hij in Meeswijk een kind krijgt van Marie Agnes Larose, zijn toekomstige vrouw. Hij verblijft dan in Eysden en is ambtenaar bij de douane. Op 1 juni 1864, om 7 uur in de namiddag, verschijnen Jean Baptiste Henri en Marie Agnes voor burgemeester Brabants van Meeswijk om te trouwen. Deze burgemeester is ook rentmeester van het kasteel Vilain XIIII van Leut. Uit de huwelijksakte blijkt dat Jean Baptiste Henri dan niet meer bij de douane is en dat hij in Bocholt woont. Hier de huwelijksakte (in twee delen) met de duidelijke handtekeningen van Charles Antoine en van Jean Baptiste Henri.
Zoals blijkt uit een bijgevoegd certificaat, heeft hij behoorlijk aan de militiewetten voldaan. De beide echtelingen erkennen onmiddellijk na hun ja-woord dat de ongeveer twee jaar eerder geboren Cornelius Josephus Hubertus, hun zoon is. Daarvan zijn getuigen schepen Hendrik Haerden, de landbouwers Gerard Simons en Mathijs Klingels en schrijnwerker Leonard, jawel, … Schrijnemakers. Het pas getrouwde paartje woont in de Palmenhofstraat 95. Dit is vlakbij de Maas zoals mag blijken uit dit kaartje uit 1755 met aantekeningen van mijn oud-meester Jos Janssen. Dit kaartje staat afgedrukt op p. 14 van het boek van Frans Medaer, “Kroniek van de parochie St.- Laurentius Meeswijk” uit 1994.
Daaruit halen we ook volgende gegevens over het Palmenhof. In de Franse tijd behoorde de pachthoeve Palmenhof aan het land van Gullik. Vermits dit vermoedelijk pas rond 1807 door de Fransen werd bezet, kon er op de hoeve nog mis worden gelezen. In het kerkregister van de Sint-Laurentiusparochie kunnen we lezen dat er op 17 december 1797 drie mensen in de Kleine Maas (“Parva Mosa”) verdronken. Zij waren op weg naar de kerstviering, die toen wat vroeger werd gevierd, ofwel om veiligheidsredenen ofwel omdat er toen juist een priester beschikbaar was (Kroniek van de parochie St.-Laurentius Meeswijk, p. 67).
In 1832 vermaakte een juffrouw Theresia Gruyters bij testament aan de kerkfabriek van Meeswijk “haar eigendom Palmenhof gelegen in de gemeente Berg, bestaande uit huis, schuur, stallingen, tuin, aanhorigheden, weiden, groezen, groot aan maat 15 bunders, 47 roeden, 80 ellen, 5 Nederlandse bunders” (Id. p. 68).
In 1837 werd Palmenhof effectief bij de parochie gevoegd. Het officiële document van 13 mei 1837 is ondertekend door Cornelius van Bommel, bisschop van Luik en door A. Swillens, pastoor van Meeswijk. Een akte van notaris Hermans uit Mechelen-aan-de-Maas bevestigde dit in 1843 (Id. p. 69). Op 8 augustus van dat jaar werd immers de grensovereenkomst van kracht.
Het jonge paar zal wel “ingewoond” hebben in het huis van de ouders van Marie Agnes, Jan Larose en Anna Decrauw, die volgens verscheidene akten, wonen in een huis “gelegen aen de Maes onder deze gemeente”. Dit klopt ook met de gegevens over Jan Larose, waarvan als beroep vermeld staat “schipper, herbergier, werkman, visser en veerman”. Jan Larose staat in “Uit het verleden van Meeswijk” (p. 32) van Godfried Gijsen, als pachter van het groot veer vermeld. We lezen ook dat de verpachting van het veer aan de hoogste bieder werd toegewezen. In die tijd bedroeg de pachtperiode drie jaar. Jan Larose was pachter van 1841 tot 1857. Na zijn dood in 1855 heeft zijn vrouw Catharina Dekrauw nog de pacht gehad tot 1863. De pachter moest ook iemand hebben die borg voor hem stond. Zo stond Jac of Jean Passue borg voor Jan Larose.
Hun buren zijn hoefsmid Pieter Mathijs Gijsen en linnenwever Hendrik Munster.
Marie Agnes Larose was naar het zeggen (getuigenis opgetekend op 10.07.1985) van kleindochter Marie Angeline (Linke) Hoeven een heel mooie vrouw, maar ook “ene lastige kapitein…”. Zo laat ze op zekere dag een sik van een geit afscheren omdat die haar hindert bij het melken… Ze is het eerste kind van Jan Hendrik en Anna Elisabeth Catharina Decrauw, die op 3 oktober 1838 te Maaseik trouwen en waarvan ik hier alle acht de kinderen vermeld.
Marie Agnes, geboren op 29 januari 1839 te Maaseik, is de oudste. De andere kinderen zijn allen in Meeswijk geboren. Andreas (22.11.1840), Jean Reinier (28.7.1842), Henri Hubert (8.10.1844), Jean Hubert (2.10.1846), Martin Hubert (30.10.1848), Jean Theodoor (13.2.1851) en Jaak Leopold Hubert (3.1.1853). Merkwaardig is nog dat Marie Agnes, die geboren is om 10 uur ’s morgens, al een half uur later ingeschreven wordt in de registers, met als getuigen Jan Meevissen, 37, landbouwer en Willem Konings, 58, deurwaarder.
Het gezin Amand-Larose krijgt nog een tweede kind in Meeswijk, in 1864, met name Jean Hubert. Dan trekt het gezin naar Lanklaar, waar Jean Baptiste Henri ingeschreven staat vanaf 7 november 1865. Hij woont er volgens het bevolkingsregister van 1846-1866 samen met zijn echtgenote en zijn twee kinderen, Corneille Joseph Hubert, 3 jaar en Jean Hubert, 2 jaar, maar ook met drie broers van Agnes, Jean Hubert, een dienstknecht van 19 jaar, die naar Antwerpen vertrekt op 15 oktober 1869, Martin Hubert, een dienstknecht van 17 en Jacques 12 jaar.
In het bevolkingsregister van 1867-1899 vinden we op bladzijde 94 (hier in twee delen afgedrukt) de volgende gegevens over het gezin Amand-Larose. Er staat geen straat of huisnummer bij. Zie hier wie er woont:
- De echtelingen Jean Baptiste Henri en Maria Agnes. Jean Baptiste Henri overlijdt er op 6 november 1898.
- Hun eerste zoontje Corneille Joseph overlijdt er op 5 november 1872. Er staat wel nog “Liège” maar het zou me verwonderen dat hij daar naar toe vertrokken is vermits hij nog maar 10 is.
- Jean Hubert. Deze is uitgeschreven op 11 november 1889 en naar Chatelineau vertrokken, waar hij op 11 oktober 1890 trouwt met Henriette Istasse.
- Henri Charles, er geboren op 19 juni 1868. Hij huwde te Luik op 11 maart 1893 (volgens de BS aldaar; in het BR staat februari) en ging er wonen op de quai St Barbe 164 waar hij ingeschreven is op 19 november 1892.
- Hendrik Hubert, er geboren op 30 april 1870 en er nog geen twee maanden later overleden.
- Marie Eugenie, er geboren op 1 juni 1871 en als 20 jarige naar Brussel vertrokken op 23 mei 1891. Is ze misschien eerst nog naar Luik gegaan op 9 juni 1888, maar dit is doorstreept. Ze komt op 18 april 1891 vanuit Maastricht terug in het ouderlijk huis en ze trouwt op 18 augustus 1894 met Theodoor Hoeven. Ze staat vanaf dan ook ingeschreven op een ander adres, bij de familie Hoeven, op het nummer 10 (geen straatnaam).
- Catharina Lucia, er geboren op 10 september 1873. Deze vestigt zich op 1 juni 1893 in de rue Gaucheret 237 te Schaarbeek.
- Jean Henri, er geboren op 21 april 1875 en in Dilsen ingeschreven op 22 augustus 1895 nadat hij te Lanklaar gehuwd is met Elisabeth Boyen op 13 juni 1895.
- Valentine Hortense, er geboren op 27 juli 1876 en er overleden op 21 maart 1877.
- Jean Joseph, er geboren op 1 augustus 1879. Hij gaat op 22 november 1894, als 15-jarige naar Brussel en komt daarna terug naar Lanklaar waar hij op 24 februari 1900 trouwt met Marie Angeline Steegmans. Zijn woonstverandering is gedagtekend op 9 maart 1900.
- Jean Hubert Larose die, als hij 25 is, uit Antwerpen terugkeert op 15 maart 1871 en ook weer vertrekt op 27 september 1873, dit keer naar Berchem.
- Martin Hubert Larose, “zwager”, die uit Haccourt eerst bij het gezin terug komt en daarna, op zijn dertigste, op 16 maart 1878 opnieuw naar Haccourt vertrekt.
Wat de woonplaats betreft lezen we in het boek waarin de correspondentie van burgemeester Severijns staat, dat hij op 11 februari 1890 aan de ingenieur directeur van bruggen en wegen in Hasselt een verzoek stuurt van Henri Amand om een haag te planten rond zijn tuin die gesitueerd is in Lanklaar langs de weg die van Hasselt naar de Maas gaat tussen de kilometerpalen 28 en 29 en langs de weg onder de bergen n°2. Dit klopt met wat voornoemde Angeline Hoeven me verteld heeft. Volgens haar woonden ze achter de brug over de Zuid-Willemsvaart gewoond, in de tuin van het huis waar voornoemde Angeline Hoeven woonde. Hun huis staat er echter niet meer, volgens de getuigenis van mijn tante Agnes Amand op 17.02.1985.
Dat Jean Baptiste Henri geen douanebeambte meer is, hebben we al geschreven. Hij zal het reizen en verhuizen wel moe geworden zijn. Als nieuw beroep staat in 1864, in Meeswijk, herbergier. In Lanklaar staat dat hij boswachter is en in die hoedanigheid is hij verscheidene keren getuige geweest van aangiften van geboorten. Hij vertoeft waarschijnlijk veel in de buurt van het gemeentehuis. Zijn sierlijke handtekening komt dus niet alleen op de akten van zijn eigen familie voor. In een Duitse akte van zijn zoon Jean Henri uit 1906 wordt hij “Förster” (boswachter) genoemd. Bij de familie Amand hadden ze ook een herberg vermits ook Charles François als herbergier vermeld staat in 1861. In “De tocht der duizenden, Maaslandse brikkenbakkers naar Duitsland 1840-1914” van Johan Kusters uit 1998 lezen we op p. 55: “Het houden van een café was gewoon een manier om wat geld bij te verdienen, een alternatief waar vele inwoners voor opteerden en dat, gezien het grote aantal, blijkbaar ook rendabel was.” Dit blijkt trouwens ook uit een verhaal dat ik tweemaal heb kunnen optekenen, namelijk bij de kleindochters Gertrude en Angeline Hoeven. Daaruit blijkt ook dat Jean Baptiste Henri als boswachter helemaal niet streng is en zich zo menige vriend maakt, en … menige klant in de herberg. Zelf lust hij trouwens ook graag een borrelke. Dat zal hem ook wel wat geld gekost hebben, want als zijn latere opvolger, een zekere Van Oeteren, eens zijn loon van Maaseik meebrengt en het aan Marie Agnes geeft, trekt deze laatste grote ogen open… zoveel heeft haar man nog nooit mee naar huis gebracht. Blijkbaar is er soms onderweg iets blijven “plakken”. Hoe de verhouding Van Oeteren-Jean Baptiste daarna geweest is, weet ik niet, maar het blijken toch wel twee boswachters van verschillende soort te zijn geweest. Inderdaad, de mensen van Bosbeheer in Brussel, vragen eens in een brief aan de gepensioneerde Jean Baptiste Henri waarom deze geen processen heeft gemaakt tijdens zijn carrière, terwijl de nieuwe – Van Oeteren dus – er een hele reeks maakt. Mijn overgrootvader schrijft dadelijk kort en krachtig terug: “Nieuwe bezems vegen goed!”
Het echtpaar Amand – Larose krijgt tien kinderen, waarvan een doodgeboren kindje. Wanneer Jean Baptiste het eerste kind krijgt, is hij 27 en als hij mijn grootvader krijgt, de laatste in de rij, is hij er 44. Marie Agnes is respectievelijk 23 en 40. In verband met hun leeftijd merk ik hierbij nog op dat er vroeger soms nogal een loopje genomen werd met gegevens in de verschillende akten zoals blijkt uit de geboorten- en overlijdensakten waarbij de leeftijd van Jean Baptiste Henri vermeld is: in 1862 (geboorte eerste kind Cornelius), 32, in 1864 (geboorte Jean Hubert), 30, in 1868 (geboorte Henri Charles), 33, en dit is juist, in 1870 (geboorte Hendrik Hubert), 38, in 1871 (geboorte Marie Eugenie), 35, in 1872 (overlijden eerste kind Cornelius), 40, in 1873 (geboorte Catherine Lucie), 29, in 1875 (geboorte Jean Henri), 35, in 1877 (overlijden Valentine Hortence), 43.
Wanneer Jean Baptiste Henri op pensioen gaat, weet ik niet precies, maar op 22 maart 1894 – hij is dan 60 jaar – stuurt burgemeester Severijns een verbintenis naar de algemeen secretaris van het ministerie van landbouw waarin staat dat Jean Baptiste Henri een deel van zijn pensioen laat inhouden om zo het pensioen van zijn vrouw te verhogen.
Hij krijgt nog vele kleinkinderen, maar hij heeft niet het geluk ze allemaal te kennen, want hij sterft op 6 november 1898, in de ouderdom van 63 jaar, te Lanklaar. Hij wordt er de achtste begraven. Zijn overlijden wordt aangegeven door zijn broer François, dan 68 en werkman in Düsseldorf, en door zijn zoon Charles, spoorwegbediende in Herstal. Op zijn doodsprentje staat een lichtjes foute geboortedatum en ook verkeerdelijk dat hij geboren is in Doornik. Over de doden, niets dan goed, maar “hij telde slechts vrienden bij allen die hem kenden”, klopt met wat Angeline me vertelde over toen hij boswachter was. Op 18 november meldt burgemeester Severijns van Lanklaar het overlijden aan de gouverneur. Is dat omdat hij een publiek ambt heeft uitgeoefend?
Op 7 december stuurt hij de overlijdensakte naar de gouverneur en de gevraagde inlichtingen over zijn pensioen. Op 6 januari 1899 vraagt de burgemeester in Meeswijk de huwelijksakte van Amand-Larose en voegt hij een verklaring van onvermogen toe. Marie Agnes zal bepaalde financiële verplichtingen niet kunnen nakomen.
Op 20 januari is er een omvangrijkere correspondentie van de burgemeester naar de minister van financiën. Hij stuurt
- 1 een door haar ondertekend verzoek om het pensioen te vragen waar ze recht op heeft uit hoofde van door haar echtgenoot zaliger bewezen diensten
- 2 een uittreksel uit zijn overlijdensakte
- 3 een uittreksel uit hun huwelijksakte waarin hun geboortedata staan
- 4 een bewijs van de gemeente waaruit blijkt dat ze niet gescheiden waren en dat Marie Agnes wel degelijk onder de artikels 55 en 58 van het statuut van de weduwen van het departement van financiën valt
- 5 een verklaring van onvermogen.
Ik weet verder niet hoe het gegaan is met het pensioen… maar het zal wel in orde gekomen zijn want ze kan alleszins naar Düsseldorf waar ze van 13 september 1902 tot 21 april 1903 verblijft. Ze vergezelt de 2 zonen van haar zoon Jean Henri, die op dat moment weduwnaar is geworden. In een Duitse akte van 1906 (het tweede huwelijk van zoon Jean Henri met Peta Maria Janssen) wordt ze “Pensionärin” genoemd, pensiongast en dus occasioneel verblijvend.
Ze sterft in de ouderdom van 78 jaar, op 24 mei 1917, te Lanklaar om 11 uur ’s avonds en wordt er 5 dagen later begraven.
Zoals eerder geschreven is Jean Baptiste zelf verscheidene keren peter geweest:
- Op 3 november 1858, laat hij zich als peter vervangen bij de doop van zijn neefje, Henri Joseph Lamote.
- Op 18 december 1859 is hij peter van Henri Joseph Lamote, zijn neefje dat dezelfde naam krijgt als zijn eerder overleden broertje.
- Op 15 maart 1872, is hij peter van Elisabeth Cecilia Willen, dochter uit een tweeling van Jean Martin Willen en Marie Joséphine Brouwers.
- Op 11 augustus 1881 is hij peter van Maria Hubertina Sophia Rekko, later Tielens.
- Op 11 oktober 1896 is hij nog peter van Maria Gertrude Hoeven, zijn kleindochter.
Maria Agnes Larose is 3 keren meter:
- op 11 november 1894 is zij meter van haar kleinkind Mathieu Hubert Hoeven.
- op 30 juli 1900 is ze meter en naamgeefster van kleindochter Marie Agnes Amand, dochter van Jef en Angeline Steegmans. Dit kind overlijdt al in 1903.
- op 2 januari 1911 is ze meter en naamgeefster van kleindochter Maria Agnes Amand dochter van Jef en Angeline.
Wanneer we hun familieleven even verder bekijken stellen we vast dat 4 van hun 10 kinderen vroeg sterven. Jean Baptisten Henry is bij het overlijden van het eerste 32 en bij het laatste 43 jaar en Marie Agnes respectievelijk 27 en 38. Van hun andere kinderen blijven enkel Marie Eugenie en Joseph in Lanklaar wonen. De anderen hebben waarschijnlijk het nomaden bestaan van de douaniers geërfd en ze trekken, zoals boven gemeld, naar Châtelineau, Luik, Schaarbeek en Düsseldorf. Die hebben ze dus niet dikwijls meer gezien, durf ik veronderstellen. Ook zijn boers en zus zal Jean Baptiste Henry niet zoveel gezien hebben. Alleen Charles François heeft in Lanklaar gewoond. Euphrasie Hortance heeft met haar douanier op vele plaatsen gewoond, onder andere in Maaseik, en daarna is ze naar Sint Jans Molenbeek en Schaarbeek gegaan. Louis Joseph woonde in Antwerpen. Hypolithe is gestorven toen hij nog maar 10 was, Leopold in Luik toen hij 31 was en Fortuné toen hij 33 was.